Koehandel
De uitdrukking ‘koehandel’ is op zich een recht-toe-recht-aan begrip. Twee partijen proberen elkaar te vinden in de aankoop-verkoop van een dier.Ook in de politiek speelt dat proces. In de politieke context heeft de term koehandel alleen een negatieve strekking. Spreekt men hier van ‘koehandel’, dan wordt bedoeld dat er afspraken worden gemaakt die eigenlijk niet kunnen. Precies dat laatste gebeurt in onze ogen op teveel dossiers die onze leden raken. Of het nu gaat om het stikstofdossier, het aangekondigde verbod op langeafstandstransporten of cameratoezicht op de verzamelcentra. Het zijn dossiers waarin de feiten niet meetellen.
Coalitieakkoord
Volgens het coalitieakkoord is 25 miljard euro gereserveerd voor stikstofmaatregelen. Belangrijk element daarin is de opkoop van primaire bedrijven. Niet alleen de onderbouwing van die maatregelen is wankel. Ons standpunt is dat opkoop überhaupt onnodig is. Met innovaties in de veehouderij kan al veel bereikt worden in het terugdringen van de gevreesde uitstoot. Innovatieve systemen in stallen leveren oplossingen die de stikstofuitstoot met 70 procent kunnen reduceren.
Helaas kunnen veel ondernemers die investering zelf niet doen. De rentabiliteit van de veehouderij is al geruime tijd matig tot slecht. Daarom zou wat mij betreft een groot deel van die 25 miljard daar aan moeten worden gespendeerd. Niet aan een koehandel om bedrijven op te kopen.
Opkoop is ellende
Want die opkoop gaat érgens voor ellende zorgen. Dat is de wet van de ‘onbedoelde’, averechtse gevolgen. Bijkomende schade die achteraf pas gaat opvallen. Al is het maar de ondermijning van de stabiliteit van de agrarische sector en onze voedselvoorziening. Of de stille kaalslag van het platteland en bijkomende sociale armoede. We hebben echt een minimale basis nodig om een gezonde economische en innovatieve bedrijvigheid in handen te houden. Dat te kunnen inzien, vraagt slechts een gezonde dosis boerenverstand. En, zoals dat zo mooi in de titel van het coalitieakkoord verwoord staat: ‘Omzien naar elkaar en vooruitkijken naar de toekomst.’
Omzien naar
Zowel het ‘omzien' als het ‘vooruitkijken’ zijn zonder twijfel belangrijke doelstellingen van het kabinet. Maar willen ondernemers in de veelogistieke sector en veehouderijsectoren dat kunnen doen, dan moeten ze daartoe wel in staat worden gesteld. Dat lukt niet als je bedrijf bedreigd wordt door onteigening, je jouw klanten verliest, of als er alleen maar negatieve discussies zijn over je rol en plaats in de maatschappij. Met overheidsopkoopbudgetten van deze omvang en passages in een regeerakkoord over ‘vrijwilligheid maar geen vrijblijvendheid’ is ook de angst voor ondoordachte onteigening heel reëel. Het past niet bij het voornemen van de nieuwe regering om te zorgen voor een ‘goed vestigingsklimaat voor ondernemers en bedrijven’.
Zelfverbetering
Het siert het kabinet dat zij in de ambitieuze plannen ook nadenkt over zelfverbetering. ‘Een sterke overheid die oog heeft voor de menselijke maat. Begrijpelijk, bereikbaar en aanspreekbaar voor inwoners, om op die manier het vertrouwen te herstellen.’ Dat wekt serieus verwachtingen!
Mijn hart maakte even een sprongetje toen ik het las, en tegelijkertijd dacht aan het NVWA-boetebeleid. Daar vragen wij vanuit Vee&Logistiek Nederland al tijden om, die menselijke maat in het boetebeleid. Zou dat dit jaar dan toch mogen gebeuren? Een overheid die weer eens naast ons staat in plaats van tegenover ons zou een welkome verademing zijn. Ik hoop dus dat de goede voornemens van dit kabinet ook gaan leiden tot een goede uitvoering ervan. Want er is niet meer dan ‘boerenverstand’ voor nodig om te beseffen dat je beter ten halve keert dan ten hele dwaalt.
Zo moeilijk kan dat niet zijn.